Qua holebi-rechten op mondiaal vlak moeten we eerst en vooral verwijzen naar de Verklaring van Montreal en de Jogjakarta principes. Dit waren de eerste mensenrechtendocumenten omtrent seksuele oriëntatie (2006). Het eerste is een politieke verklaring die de pijnpunten van het beleid en de eisen van de holebibeweging op papier zette. Het was de voorloper van de Yogyakarta principes dat een aantal internationale wettelijke principes opsomt toegepast in het kader van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie en genderidentiteit.
In december 2008 werd voor het eerst op de Algemene Vergadering van de VN de strafbaarheid van homoseksualiteit in een heleboel landen besproken. Er volgde een verklaring tegen de strafbaarheid van homoseksualiteit en mensenrechtenschendingen o.b.v. seksuele oriëntatie die onmiddellijk voor voldoende polemiek zorgde onder de vorm van een tegenverklaring van het Vaticaan en aantal andere conservatieve landen.
Op 17 juni 2011 werd in de Mensenrechtenraad voor het eerst een resolutie over seksuele oriëntatie en gender identiteit aangenomen. De resolutie was een initiatief van Zuid-Afrika en werd met 23 stemmen voor, 19 tegen en 3 onthoudingen aangenomen. In deze resolutie lezen we o.m. dat de UN High Commissioner for Human Rights een studie moest uitvoeren naar discriminatoire wetgeving en praktijken op basis van seksuele en genderidentiteit in de VN-lidstaten. Dit rapport werd in november 2011 gepubliceerd: Discriminatory laws and practices and acts of violence against individuals based on their sexual orientation and gender identity (PDF).
Eind 2016 werd Vitit Muntarborn aangeduid als VN-expert inzake seksuele oriëntatie en genderidentiteit. De Thaise professor werkte destijds mee aan de opstelling van de Jogjakarta-beginselen. Zijn aanstelling kende veel tegenstand van Afrikaanse en islamitische landen, maar werd in november 2016 alsnog bevestigd.